De Invloed van de natuur op de oester industrie

De Invloed van de natuur op de oester industrie

De conditie en groei van de oester zijn voor 100% afhankelijk van natuurlijke omstandigheden, zoals de temperatuur, die van invloed is op de temperatuur van het water, de kwaliteit van het water en de waterstand. Daarnaast heeft de oester verschillende vijanden die in dezelfde wateren leven. Dit maakt de oesterbranche tot een risicovolle branche om in te werken. Hieronder worden de voor- en nadelen toegelicht. 

Oesters worden beïnvloed door de temperatuur

De temperatuur kan de overleving van de oester beïnvloeden. Om bijvoorbeeld een Pacifische oester in leven te houden moet de temperatuur boven de 0 graden Celsius zijn en groeit hij het beste bij een temperatuur tussen de 11 en 34 graden. Om de oesterzwam gunstig te laten ontwikkelen, moet de temperatuur boven de 23 graden Celsius zijn.

Ook oesterkwekers maken gebruik van de verandering van het waterpeil. In de Oosterschelde staat het water twee keer per dag 'laag' en ook twee keer per dag 'hoog'. Dit betekent dat het water ongeveer elke 6 uur wordt ververst. Sommige percelen worden “droog” als het water laag staat en staan ​​onder water als het water weer omhoog komt. Dit betekent dat ze twee keer per dag gemiddeld en afhankelijk van de plaats 2 uur droog staan. De afwisseling van droogte en het onder water staan ​​verbetert het proces van het paaien van de oesters en maakt ze sterker.

 

Oesterboorder: een van de grootste vijanden van de oester

Ook oesterkwekers maken gebruik van de verandering van het waterpeil. In de Oosterschelde staat het water twee keer per dag 'laag' en ook twee keer per dag 'hoog'. Dit betekent dat het water ongeveer elke 6 uur wordt ververst. Sommige percelen worden “droog” als het water laag staat en staan ​​onder water als het water weer omhoog komt. Dit betekent dat ze twee keer per dag gemiddeld en afhankelijk van de plaats 2 uur droog staan. De afwisseling van droogte en het onder water staan ​​verbetert het proces van het paaien van de oesters en maakt ze sterker.

De oesterboorder is een roofslak die oorspronkelijk uit Azië komt. Hij boort een gaatje door de schelp van een oester en zuigt dan het zachte vlees van de oester (of ander schelpdier) eruit. Ook al eet hij maar een heel klein stukje van het vlees (+-1%), het creëert de mogelijkheid voor ander zeeleven om in de oesters te komen en de rest ervan op te eten, wat de dood van de oester veroorzaakt.

In juli 2015 bleek dat de slak een groot deel van de Creuse-oesters in de Oosterschelde had gedood. In 2016 kwamen ze erachter dat bijna 90% van de jonge oesters was gedood (NOS, 2016). De situatie werd zo ernstig dat er in samenwerking met de provincie Zeeland en het ministerie van Economische Zaken een noodplan werd opgesteld.

 

Manieren om de Oesters te beschermen tegen de boorder

In dit noodplan was een oplossing opgenomen om de oesters op een andere manier te kweken. Een van hen kweekt ze op oestertafels. De oesters worden in “zakjes” gedaan, die op deze tafels worden neergelegd. Op deze manier heeft de oesterboorder geen mogelijkheid om bij de oester te komen omdat de boorders ten eerste op de zeebodem leven en ten tweede niet in de zakken kunnen komen.

Deze techniek heeft echter enkele nadelen. Allereerst is het een zeer dure manier van landbouw. De tafels en tassen moeten gemaakt worden en dat kost gemiddeld €50 per tafel en €2,50 per tas. Daarnaast kost het ook veel mankracht, wat uiteindelijk weer meer geld kost. Het werk is fysiek erg zwaar, daarom is het moeilijk om mensen te vinden om het werk te doen. In de zomer moeten de zakken om de 2 weken worden geschud en omgedraaid als een goede kwaliteit van de oester gewenst is. Daarnaast passen de oesters, als ze gegroeid zijn, niet meer in de zak en moeten ze herverdeeld worden in nieuwe en schone zakken, voor het geval de boer deze oesters niet uitspreidt over een perceel. De zakken moeten twee keer per jaar worden schoongemaakt, omdat het zeegroen er overheen groeit en dit leidt tot een afname van voedingsstoffen voor de oesters. Om een ​​gemakkelijke consumptie-oester te hebben, worden de zakken 10 keer geschud en twee keer opnieuw verdeeld, wat ongeveer 2 jaar duurt.

 

Zeester vs Oesters

Naast de oesterboorders zijn ook zeesterren een plaag voor oesterkwekers. Zeesterren overleven niet op percelen die droog worden als het water laag staat, dus als oesters op een hoger gelegen perceel staan, zullen ze er niet door worden geagiteerd. Op de diepere percelen kunnen de zeesterren echter overleven en op de oester klimmen om ze te openen en op te eten. Ook al zijn zeesterren een grotere plaag voor de mosselindustrie, toch willen oesterkwekers hun oesters ertegen beschermen.

Om deze zeesterren te bestrijden is er een zogenaamde “Ster dweil” in het leven geroepen. Als de boer deze dweil aan zijn kabels bevestigt en over de bodem van de zee gaat, blijven de zeesterren aan de touwen plakken. Na een tijdje haalt de boer de dweil uit het water en zet hem in een bak vol heet water, waar de zeesterren sterven. Daarna worden de zeesterren teruggezet in zee, waar ze voedsel worden voor andere dieren.

 

Zelfs Oesters worden ziek

Niet alleen de levende wezens vormen een gevaar voor het voortbestaan ​​van de oester. Er drijven ook verschillende ziektes door het water. Een daarvan is het Oyster Herpes Virus type 1 (OsHV-1). Het werd voor het eerst ontdekt in Nederland in 2010 in de Zeeuwse Delta. Het virus zorgt sinds 2008 voor een sterk verhoogde sterfte onder Pacifische oesters langs de Franse, Engelse en Ierse kusten (Geïntegreerde Visserij, 2017).

Als de temperatuur van het water tussen de 16 en 18 graden Celsius is, ontwikkelt het virus zich niet goed.

Terug naar blog